Motorische problemen worden vaak vanuit uw kind of de omgeving van uw kind gesignaleerd. Zo kan een leerkracht dit benoemen, valt de ouder bepaalde dingen op of kan uw kind zeggen dat het bepaalde dingen niet kan of durft. De diagnose DCD wordt gesteld door een multidisciplinair team. Deze kijkt onder andere naar het volgende:
verloopt de motorische ontwikkeling onder het niveau dat verwacht mag worden gezien de kalenderleeftijd
worden deze vaardigheden in alle dagelijkse levensverrichtingen opgemerkt
zijn de symptomen al begonnen in de vroege ontwikkelingsperiode
worden de motorische problemen niet verklaard door een verstandelijke beperking of visusstoornis. En worden ze niet toegeschreven aan een neurologische aandoening
Vroege diagnosestelling is om verschillende redenen belangrijk. Wanneer vaardigheden eenmaal geautomatiseerd zijn is het moeilijker om deze bij te stellen. Zoals bijvoorbeeld het springen: wanneer het kind eenmaal op een niet efficiënte manier springt is het moeilijk om dit bij te stellen aangezien het kind hier al een “motor programma” voor heeft. Daarnaast hebben kinderen met DCD vaak een lager zelfbeeld en kunnen er sociaal-emotionele problemen ontstaan. Wanneer het kind en zijn/haar omgeving bewust worden gemaakt kunnen deze problemen voorkomen worden.